dinsdag 22 december 2015

Voetbal, Kerst en meester Westland

Woensdagavond, 20 december 1978. Geen gewone woensdagavond. Het Nederlands Elftal trad in Düsseldorf aan tegen West-Duitsland. Om acht uur zou de NOS dit beladen vriendschappelijke duel uitzenden op tv. Helaas, ik moest een groot deel van de wedstrijd missen: dezelfde avond was namelijk ook de kerstdienst van mijn lagere school, in de Oude Kerk op de markt. 
 Ik had dus weinig zin. Ik was toch immers die dag al naar school geweest? Nog een schoolverplichting vond ik wat teveel gevraagd. Maar gedeelde smart is halve smart: mijn broer Frans, die twee klassen hoger zat dan ik, namelijk in klas vier, moest ook mee. Ook hij zou in elk geval de eerste helft van het voetbaltreffen missen. De enigen thuis die wel zin in de dienst hadden, waren onze ouders. 
 Om de gemiste eerste helft wat te compenseren, speelden Frans en ik op Frans’ kamer alvast de interland. Met playmobilpoppetjes. Frans vond het geen probleem om West-Duitsland te zijn, terwijl ik het Nederlands Elftal onder mijn hoede nam. Frans reageerde sluw op mijn aanvalsdrift. Al gauw nam zijn Mannschaft met 1-0 de leiding (doelpunt Karl-Heinz Rummenigge). Ik reageerde door libero Ruud Krol te laten inschuiven. Prompt schoot Krol van kansrijke positie tegen de paal. ‘Wat een mazzel heb jij!’ riep ik tegen Frans. ‘Ach, van zo’n afstand scoor je normaal nooit’, antwoordde hij nuchter. 
 ‘Kom jongens, we gaan’, riep ma vanuit de gang naar boven. Met tegenzin liepen we de trap af. Pa kwam net de woonkamer uit, keurig in colbert. ‘Trek gauw jullie schoenen aan, het is zeven uur geweest. Als we lopend gaan, dan moeten we nu weg.’ 
 Tegen kwart over zeven kwamen we aan bij de Oude Kerk. De kerk was al bijna vol. Mijn vader zag op de twaalfde rij aan de rechterkant plek voor ons vieren. We gingen zitten. Ik keek om me heen, op zoek naar aanwezige klasgenootjes. 
 Na het inleidend orgelspel ving de dienst aan. Het was halfacht. Schoolhoofd meester Vermeer, een lange kalende man met zware bril en luide stem, leidde de dienst in. ‘We zijn hier samen om de geboorte van Jezus Christus te vieren’. Vervolgens werd Er is een kindeke geboren op aard’ gezongen. Hierna lazen enkele kinderen van de vijfde en zesde klas om de beurt uit de bijbel een passage van het kerstverhaal voor. Frans en ik waren blij dat wij niet in zo’n volle kerk hoefden voor te lezen. Na het voorlezen zong iedereen Stille nacht
 Terwijl de laatste klanken van dit fraaie lied wegebden, stond meester Westland op uit de voorste bank. Langzaam liep hij naar de kansel. Frans en ik keken elkaar verbaasd aan: meester Westland! We waren niet de enigen die verbaasd waren. Het was opeens zo goed als stil in de kerk. Maar niet de stilte die hoorde bij een stille nacht voor Kerst. 
 Meester Westland was de schrik van de school. Een kleine, corpulente man met donker, naar achteren gekamd haar. Een wit pak met franjes zou van hem een tweede Elvis maken. Een sluwe Elvis, dat wel. Maar nee, hij stond op de kansel in een donker pak, als meester Westland. Frans en ik hadden nog geen les van hem gehad (helaas zou dat later nog komen). Maar de verhalen die we over hem hoorden van oudere kinderen, logen er niet om. Hij schroomde niet om kinderen een tik te geven als ze teveel praatten in de klas. En als iemand niet netjes genoeg schreef, dan ging hij ook flink tekeer. En nu ging uitgerekend hij, meester Westland, de schrik van de school, iets over Kerst vertellen! Maar misschien dat het meeviel en dat we een andere, milde meester Westland gingen meemaken. Ondertussen was Oranje al een half uur aan de gang tegen West-Duitsland. 
 Iets te zelfverzekerd keek Westland de zaal in. Mogelijk voelde hij dat hij mensen had verrast door de kansel te betreden. Het voordeel der verrassing. Westland ving aan. Met een Kerstverhaal. Zijn Kerstverhaal. Het ging over een jongetje, Arnold geheten, dat op Kerstavond naar de kerk ging. Diezelfde dag had hij het weekloon van zijn krantenwijk ontvangen: vijftien gulden. Tijdens de dienst werd gecollecteerd. Toen de collectezak bij Arnold kwam, stopte hij er vijftig cent in. Westland trok een vies gezicht. ‘Vijftig cent maar!’ Arnold vond die vijftig cent in eerste instantie wel genoeg, ondanks zijn weekloon van vijftien gulden. ‘Maar Arnold begon zich ongemakkelijk te voelen’, aldus Westland, die een moeilijk gezicht trok. Hij was een meester in het beschrijven van schuldgevoel. Hoe vaak had hij zelf niet een kind een schuldgevoel bezorgd? 
 Westland ging verder met zijn verhaal. ‘Na de dienst liep Arnold met zijn ouders mee, de kerk uit. Net buiten de kerk werd de wroeging hem teveel. Hij liep terug, de kerk weer in. Hij zag de koster lopen en vroeg of hij nog wat in de collectezak mocht doen. Arnold haalde een tientje uit zijn portemonnee en deed het in de collectezak. Opgelucht liep hij naar buiten. De koster keek hem met een glimlach na.’ 
 En zo eindigde meester Westland zijn Kerstverhaal. Arnold had zijn schuld afbetaald. De dienst zat er bijna op en werd afgesloten met samenzang: Gloria in excelsis Deo en Ere zij God
 Toen we de kerk uit waren, liepen Frans en ik voor onze ouders uit. Hoe stond het met Oranje? Meester Westland was even vergeten, terwijl we stevig doorwandelden. Natte sneeuw viel uit de lucht. 
 Bij thuiskomst stond West-Duitsland met 2-0 voor. De tweede helft was een kwartier aan de gang: de wedstrijd was nog niet beslist! Onze hoop leek niet voor niets toen Tscheu la Ling 2-1 scoorde. Het kon nog! Maar de minuten verstreken, zonder gelijkmaker. Onze hoop taande. In de slotfase deed de 3-1 van Bonhof onze illusies teniet. ‘Kom jongens, nu naar bed’. Pa en ma speelden handig in op het beslissende Duitse doelpunt en eigenlijk vonden we dat niet eens erg. 
 In bed, met het licht uit en mijn hoofd rustend op het kussen, dacht ik aan Oranje en aan meester Westland. Niet alleen het Nederlands Elftal had die avond verloren. Ook meester Westland, al had die het zelf niet door.

Naschrift: de namen van meester Vermeer en meester Westland zijn gefingeerd.

zaterdag 5 december 2015

Vrijheid: een bezit?

Mijn vorige blog dateert alweer van eind juli. Toch wil ik hiernaar verwijzen en - om precies te zijn - naar de cd van Jackson Browne, Standing on the Breach. Een van mijn favoriete songs daarop is 'Walls and Doors'. De song is geschreven door de Cubaanse artiest Carlos Varela. Jackson Browne vertaalde het lied naar het Engels. 
In juli schreef ik dat Browne je aan het denken zet; voor 'Walls and Doors' geldt dat zonder meer. Vooral dat ene zinnetje liet me niet los: There can be freedom only when nobody owns it.
Ik dacht er pas weer aan toen ik in Trouw een interview met de Israëlische historicus  Zeev Sternhell las. Sternhell oogst onder landgenoten vaak kritiek omdat hij zich uitspreekt tegen het rechtse nationalisme in Israël. 'Als nationalisme betekent anderen hun vrijheid ontzeggen en dat onze rechten superieur zijn, dan ben ik een overtuigd anti-nationalist.' 
Elders in het interview vertelt Sternhell: 'Een beschaafde gemeenschap rust op universele waarden als vrijheid, waardigheid, rechtvaardigheid en gelijkheid. (...) Als wij vinden dat vrijheid, waardigheid en soevereiniteit goed voor ons zijn, zijn ze ook goed voor de Palestijnen.' 
Vrijheid zou universeel moeten zijn, niet gebonden aan bepaalde groepen, volkeren en naties. Helaas is de wereld (nog) niet zover. De woorden uit ' Walls and Doors' blijven urgent: There can be freedom only when nobody owns it. Er is pas vrijheid als niemand het bezit. 

woensdag 29 juli 2015

Vier cd's om niet te vergeten

Het is alweer maanden geleden dat ik hier een stukje over muziek plaatste. Tijd voor een inhaalslag dus. Hieronder vier cd’s uit 2014 die men zeker niet mag vergeten:


Jackson Browne – Standing in the Breach 


Jackson Browne blijft maar goede platen maken. Dat hij er wat meer tijd voor nodig heeft dan in de jaren zeventig, is niet vreemd. De lat ligt nu eenmaal hoog bij hem. 
Zoals altijd laat Browne zich begeleiden door prima muzikanten. Op ‘The Birds of St. Marks’ klinkt de band zelfs als de legendarische Byrds. Gaat dit nummer nog over de liefde, op de meeste nummers maakt Browne zich ernstig zorgen over onze aarde en sociale ongelijkheid. Songs als ‘If I Could Be Anywhere’, ‘Walls and Doors’ en het titelstuk zetten je aan het denken. En dat pleit voor de kracht van deze plaat.


Echo and the Bunnymen – Meteorites 


Mooie kunst komt voort uit lijden. Een cliché dat niet altijd waar hoeft te zijn. In het geval van Meteorites echter wel. Zanger Ian McCulloch maakte een lange depressie door waar geen einde aan leek te komen. Gelukkig wist hij de misère van zich af te schrijven: Hope, where is the hope in me? 
Can it be found among all the ghosts in me? 
En zo is Meteorites is een tocht door de donkere krochten van McCullochs ziel. Eerlijke songs, sfeervol ondersteund door de gitaarklanken van Will Sergeant. Met ‘New Horizons’ als hoopvolle afsluiter. 


Roddy Frame – Seven Dials 


Liefst acht jaar liet Roddy Frame wachten op een nieuwe cd. Maar, zoals het cliché luidt, het was het wachten waard. Seven Dials bevat een collectie fraaie liedjes van de Schotse songsmid, ooit voorman van Aztec Camera. ‘Postcard’ en ‘Forty Days of Rain’ zijn popsongs in optima forma. Daarnaast maken meer introspectieve songs als ‘English Garden’ en ‘From a Train’ ook veel indruk. Jammer dat Seven Dials in ons land amper is opgemerkt, want Frame verdient hier een groter publiek. 


Natalie Merchant – Natalie Merchant 


Voor het eerst sinds 2001 bracht Natalie Merchant een album met eigen nummers uit. Begrijpelijk dat de titel simpelweg Natalie Merchant is. 
Voor Merchant is muziek meer dan entertainment. Haar streven is de luisteraar een boodschap mee te geven met haar muziek. Die boodschap verpakt ze knap in diverse stijlen, zoals folk, jazz en soul. Enkele songs nam ze op met cello’s en violen, waaronder het indrukwekkende 'The End'; een lied vol verlangen naar het einde van oorlog en hongersnood. Al met al een fraaie, gevarieerde cd. 

woensdag 22 juli 2015

Verveling

Verveling: een woord met een duidelijk negatieve associatie. Je denkt bij verveling aan hangerigheid en lusteloosheid. En waar dat toe kan leiden, zoals depressie, verslaving of vandalisme
Nee, verveling is slecht en moet je vermijden. Maar is dat wel zo? In de bundel Rust! van Bram Vermeulen (1946-2004) stuitte ik op het gedicht ‘Verveling’. Daarin juist een verrassend positieve kijk op verveling:

Verveling 

Zeker niet de onrust,
het hitsig jagen,
de drang om te bezitten,
de lust tot behagen.

Zeker niet het hollen,
het hoopvol razen.
Het slecht verhuld
om aandacht vragen.

Juist de verveling,
de sleur van herhaling.
Precies die gevangenis
brengt de bevrijding.

Het nieuwe komt niet voort
uit de vertrouwde code.
Het baant zichzelf een weg
en verveling is zijn bode.

(Bram Vermeulen)

Verveling is dus de bode van het nieuwe, stelt Bram Vermeulen. En het nieuwe komt niet voort uit gejaag, bezitsdrang of gevraag om aandacht. 
Schrijver en psychiater Dirk De Wachter zal het vast hiermee eens zijn. In zijn boek Borderline Times. Het einde van de normaliteit schrijft hij dat de leefwereld van de gemiddelde burger meer en meer op een pretpark is gaan lijken. Een leefwereld vol continue prikkels, noodzakelijk om de leegte tijdelijk mee op te vullen. ‘Moeilijk om ons nog te vervelen, terwijl verveling nochtans een bron van creativiteit is.’ 
Ik kan me wel vinden in de visies van Vermeulen en De Wachter. Een gejaagde levensstijl doet je creativiteit geen goed, lijkt me. 
Helaas leven we in een jachtige samenleving. En sinds de komst van smartphones en snel internet komen we nog moeilijker tot rust. Afleiding is binnen handbereik en verveling wordt voorkomen. Even dagdromen op verveelmomenten is er niet meer bij, terwijl dagdromen juist leidt tot nieuwe ideeën. Ja, dan is een ding wel duidelijk: we hebben verveling nodig.

dinsdag 12 mei 2015

Wilko Johnson: ‘How lucky can you get?’

Wilko Johnson (foto Will Ireland/Getty Images)
Een kleine twee jaar terug plaatste ik hier het opmerkelijke verhaal van zanger-gitarist Wilko Johnson. Eind 2012 hoorde hij dat hij aan terminale alvleesklierkanker leed. Hij zou binnen een jaar sterven, was de prognose. 
Johnson aanvaardde het idee dat hij ging sterven. Hij weigerde chemotherapie, leefde bij de dag en voelde zich levendiger dan tevoren. In 2013 ging hij op afscheidstoernee en nam hij een album op met Roger Daltrey, bekend van The Who. Meer zou er niet meer in zitten voor hem, dacht hij. 
Maar dat liep anders. Een jaar na de harde diagnose leefde Johnson nog steeds. Uit onderzoek bleek dat Johnsons tumor toch operabel was. En zo volgde een zware, elf uur durende operatie, waarbij naast de drie kilo (!) wegende tumor ook onder meer zijn alvliesklier werd verwijderd. 
Johnson herstelde goed van de operatie en is nu vrij van kanker. Nu, een jaar later, moet de 67-jarige Johnson nog altijd wennen aan het idee dat hij niet (meer) terminaal ziek is: ‘How lucky can you get?’. 
Al met al een wonderbaarlijk verhaal. Zo’n verhaal kunnen we niet vaak genoeg horen als het om de gevreesde ziekte gaat.

woensdag 22 april 2015

Gewoon God - Toon Hermans en Mieke Mosmuller

Vandaag is het vijftien jaar geleden dat Toon Hermans overleed. Toon Hermans, de man van de komische onemanshows. Maar hij had ook een andere, zeer filosofische kant. Wie daar meer van wil weten raad ik het boek Gewoon God (uit 1998) aan. 
In Gewoon God voert arts Mieke Mosmuller gedurende twee jaar gesprekken met Hermans over tal van thema's, verbonden met God. De titel is veelzeggend: Hermans wil het niet te moeilijk maken. En dat is gelukt, zonder aan diepgang in te boeten. 
De eerste ontmoeting tussen Hermans en Mosmuller was op 18 januari 1995. Mosmuller wil Hermans een boek van haarzelf over filosofie en religie aanbieden. Van het een komt het ander. Het klikt tussen de twee en zo bezoekt de arts met enige regelmaat Hermans in diens villa in Bosch en Duin. Al lezend in Gewoon God zie je beiden filosoferen aan de grote tafel in de keuken. Hermans praat onder meer over bidden, theater, verbeeldingskracht en over zijn verbondenheid met Jezus. Hij manifesteert zich als een zoeker, waarbij het zoeken naar zin niet mag stollen tot een dogmatisch weten.
Het zijn soms best ernstige gesprekken; de grappenmaker in Toon is dan ver weg. Hij kan zich stevig ergeren aan de samenleving. 'De samenleving van nu ademt de sfeer van één grote handelsmaatschappij. We leven in een wereld van materialisme.'   
Om eraan toe te voegen: 'Als er een tweede Hitler komt, heeft ie onmiddellijk succes. Het publiek is in voor àlles.'  Hij hekelt de amusementswereld, waarin mensen zomaar op een voetstuk worden geplaatst. 'Ik ken mensen die geen vonkje licht verspreiden, maar wij noemen ze sterren.'

Drama
Bij Hermans geldt niet het oppervlakkige beeld van een grappenmaker. Niet alleen maar luchtigheid en lachen, maar aan de wortel daarvan drama, schrijft Mosmuller. 
'Het drama siert de mens', zegt Hermans zelf. 'Het hulpeloze heft de mens op uit het oppervlakkige, het onbenullige en zinloze. Op het moment dat je je bewust wordt hoe hulpeloos je eigenlijk bent, beleef je dat je God ontbeert. Daar begint de ware ontmoeting.' 
Voor veel mensen hoeft die ontmoeting niet, valt uit zijn woorden op te maken. Hermans ziet de mens als een aanmatigend wezen, die meent alles in de hand te kunnen hebben. Wat dat betreft leert de natuur wat anders. 'De boom gaat mee in de wind, geen takje verzet zich. Mensen verzetten zich wel.' En: 'In de maat van de dingen zie je de reflex van het goddelijke. De schepping is feilloos van maat. Geen vogel vliegt te snel. Sneeuwvlokjes dwarrelen neer, allemaal met hetzelfde ritme. Wij kennen onze maat niet.' 
Voor Toon is God vanuit het denken onbereikbaar. Mosmuller dicht hem dan ook de innerlijke houding van de mysticus toe: niets nastreven, slechts in innerlijk afwachtende verwondering vreedzaam rusten. ‘De mooiste momenten zijn die, waarop je iets voelt zonder te denken in woorden. Dan ben je buiten je verstand. Die bezielde momenten brengen je dichter bij de waarheid - je wordt God gewaar.' 

Spelen
Natuurlijk komt ook de liefde ter sprake. De liefde, een onderwerp waar Hermans veel over heeft geschreven en gezongen. 'Liefde verruimt ons denken', vertelt hij. 'Voortdurende gerichtheid op jezelf verengt. Misschien begint geloven in God wel bij de aandacht, de bewogenheid voor de ander.' Je moet jezelf kunnen loslaten, vindt hij, want interesse in de ander ontspant. Ook het theater zorgt voor die verruiming. Bij oprechte creativiteit treed je buiten jezelf, weet hij als gelouterd theaterman. 
Theater is een soort magie voor hem. 'Ik speel met de taal zoals het kind met een pop. Maar ik weet niet precies wat ik doe, hoor. Ik merk dat iets werkt, dat intrigeert me.' Het gaat hem om zijn, zonder gerichtheid op resultaat, stelt hij duidelijk. Volgens Toon is de mens het dichtst bij het echte menszijn als hij speelt. 'Spelen doe je niet, dat bén je.' 
Wijsheden als deze maken Gewoon God tot een zeer lezenswaardig boek. Wijsheden van een groot artiest, die juist niet wilde overkomen als iemand die het allemaal wel wist. Ook al oogstte hij in zijn leven veel lof en trok hij volle zalen. Nee, die beroemdheid vond hij maar onzin. 'Ik bén ergens, dat is genoeg.'

zaterdag 28 februari 2015

Troostende woorden op de levensweg

Naarmate je ouder wordt, ontvallen vaker mensen die je persoonlijk kent. Het doet mij geregeld stilstaan bij mijn sterfelijkheid. In het leven ben je uiteindelijk op weg naar de dood. Maar of het daarmee eindigt?
Ik luister naar de nieuwe cd van Bob Dylan, Shadows in the Night. Muziek voor de late avonduren, bij het sluiten van de dag. 'Stay with Me' komt voorbij. Troostende woorden op de levensweg. Een weg die hier niet doodloopt:
Though the road buckles under
Where I walk, walk along
Till I find to my wonder
Every path leads to Thee
All that I can do is pray
Stay with me
Stay with me