In Gewoon God voert arts Mieke Mosmuller gedurende twee jaar gesprekken met Hermans over tal van thema's, verbonden met God. De titel is veelzeggend: Hermans wil het niet te moeilijk maken. En dat is gelukt, zonder aan diepgang in te boeten.
De eerste ontmoeting tussen Hermans en Mosmuller was op 18 januari 1995. Mosmuller wil Hermans een boek van haarzelf over filosofie en religie aanbieden. Van het een komt het ander. Het klikt tussen de twee en zo bezoekt de arts met enige regelmaat Hermans in diens villa in Bosch en Duin. Al lezend in Gewoon God zie je beiden filosoferen aan de grote tafel in de keuken. Hermans praat onder meer over bidden, theater, verbeeldingskracht en over zijn verbondenheid met Jezus. Hij manifesteert zich als een zoeker, waarbij het zoeken naar zin niet mag stollen tot een dogmatisch weten.
Het zijn soms best ernstige gesprekken; de grappenmaker in Toon is dan ver weg. Hij kan zich stevig ergeren aan de samenleving. 'De samenleving van nu ademt de sfeer van één grote handelsmaatschappij. We leven in een wereld van materialisme.'
Om eraan toe te voegen: 'Als er een tweede Hitler komt, heeft ie onmiddellijk succes. Het publiek is in voor àlles.' Hij hekelt de amusementswereld, waarin mensen zomaar op een voetstuk worden geplaatst. 'Ik ken mensen die geen vonkje licht verspreiden, maar wij noemen ze sterren.'
Drama
Bij Hermans geldt niet het oppervlakkige beeld van een grappenmaker. Niet alleen maar luchtigheid en lachen, maar aan de wortel daarvan drama, schrijft Mosmuller.
'Het drama siert de mens', zegt Hermans zelf. 'Het hulpeloze heft de mens op uit het oppervlakkige, het onbenullige en zinloze. Op het moment dat je je bewust wordt hoe hulpeloos je eigenlijk bent, beleef je dat je God ontbeert. Daar begint de ware ontmoeting.'
Voor veel mensen hoeft die ontmoeting niet, valt uit zijn woorden op te maken. Hermans ziet de mens als een aanmatigend wezen, die meent alles in de hand te kunnen hebben. Wat dat betreft leert de natuur wat anders. 'De boom gaat mee in de wind, geen takje verzet zich. Mensen verzetten zich wel.' En: 'In de maat van de dingen zie je de reflex van het goddelijke. De schepping is feilloos van maat. Geen vogel vliegt te snel. Sneeuwvlokjes dwarrelen neer, allemaal met hetzelfde ritme. Wij kennen onze maat niet.'
Voor Toon is God vanuit het denken onbereikbaar. Mosmuller dicht hem dan ook de innerlijke houding van de mysticus toe: niets nastreven, slechts in innerlijk afwachtende verwondering vreedzaam rusten. ‘De mooiste momenten zijn die, waarop je iets voelt zonder te denken in woorden. Dan ben je buiten je verstand. Die bezielde momenten brengen je dichter bij de waarheid - je wordt God gewaar.'
Spelen
Natuurlijk komt ook de liefde ter sprake. De liefde, een onderwerp waar Hermans veel over heeft geschreven en gezongen. 'Liefde verruimt ons denken', vertelt hij. 'Voortdurende gerichtheid op jezelf verengt. Misschien begint geloven in God wel bij de aandacht, de bewogenheid voor de ander.' Je moet jezelf kunnen loslaten, vindt hij, want interesse in de ander ontspant. Ook het theater zorgt voor die verruiming. Bij oprechte creativiteit treed je buiten jezelf, weet hij als gelouterd theaterman.
Theater is een soort magie voor hem. 'Ik speel met de taal zoals het kind met een pop. Maar ik weet niet precies wat ik doe, hoor. Ik merk dat iets werkt, dat intrigeert me.' Het gaat hem om zijn, zonder gerichtheid op resultaat, stelt hij duidelijk. Volgens Toon is de mens het dichtst bij het echte menszijn als hij speelt. 'Spelen doe je niet, dat bén je.'
Wijsheden als deze maken Gewoon God tot een zeer lezenswaardig boek. Wijsheden van een groot artiest, die juist niet wilde overkomen als iemand die het allemaal wel wist. Ook al oogstte hij in zijn leven veel lof en trok hij volle zalen. Nee, die beroemdheid vond hij maar onzin. 'Ik bén ergens, dat is genoeg.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten