vrijdag 28 december 2012

Mijn drie beste cd's van 2012

Oud en Nieuw nadert. De hoogste tijd dus voor een muzikale terugblik op 2012. Hieronder mijn drie favoriete cd's van 2012:

1. Bill Fay: Life Is People
Na tientallen jaren kwam er zowaar een nieuw studio-album van Bill Fay uit. Het vakmanschap van deze verlegen visionair was nog immer intact. Religieus geïnspireerde songs, gezongen met een kwetsbare stem. Een prachtige come-back.



2. Bob Dylan: Tempest
Ook Bob Dylan verrast nog altijd. Waren zijn vorige twee albums (Together through Life en Christmas in the Heart) gewoon goed, met Tempest leverde hij weer een waar meesterwerk af. Een plaat vol hoogtepunten, zoals het stemmige 'Scarlet Town' en Lennon-eerbetoon 'Roll on John'.




3. Paul Buchanan: Mid Air
Paul Buchanan voelde zich verloren nadat zijn band The Blue Nile ermee was gestopt. Slapeloze nachten waren het gevolg. Maar daaruit ontstonden wel nieuwe songs, waarop de stilte van de nacht haast te horen is. Zo intiem klonk muziek zelden.



vrijdag 14 december 2012

Een geslaagde kerstplaat

Kerst nadert en er valt niet te ontkomen aan zoetsappige kerstliedjes als ‘Last Christmas’ en ‘All I Want for Christmas Is You’. Het is helaas niet anders.
Heb ik dan per definitie een hekel aan kerstmuziek? Welnee. De laatste dagen zet ik juist geregeld Christmas in the Heart van Bob Dylan op. Ook op deze cd staan wat traditionele kerstliedjes, maar toch: Dylans rauwe stem maakt Christmas in the Heart tot veel meer dan een doorsnee kerstplaat. Er klinkt namelijk ook eenzaamheid en oprecht verlangen in door. ‘A star, a star, dancing in the night’ zingt hij krakend en vol verwachting in ‘Do You Hear What I Hear?’.
Popjournalist Bill Flanagan maakte in een interview met Dylan treffende opmerkingen over enkele songs. ‘Hark! The Herald Angels Sing’ geeft het beeld van een eenzame man die van buiten door de ramen van de kerk kijkt. Hij ziet de gemeente zitten en wenst dat hij ook daarbinnen was.
Over ‘I’ll Be Home for Christmas’ merkte Flanagan tegen Dylan op: ‘Het is alsof je de song in de gevangenis zingt en het je enige telefoongesprek is.’ En Dylans vertolking van ‘O Little Town of Bethlehem’ doet Flanagan zelfs wat denken aan een Irish rebel song. Dylan brengt de song als een ware gelovige, aldus de journalist. ‘Maar dat ben ik ook’, antwoordt Dylan. Misschien dat Christmas in the Heart juist daarom zo’n geslaagde kerstplaat is.


Stuart Adamson

Dinsdagavond 18 december 2001. Ik had overgewerkt en zat in de trein, op weg naar huis. Van het bagagerek pakte ik een Metro. Al bladerend viel mijn oog op de pagina Entertainment. Een klein bericht: Stuart Adamson, zanger van rockgroep Big Country, had zelfmoord gepleegd. Ik schrok. Big Country was een van mijn favoriete bands. Vooral dankzij Stuart Adamson, de man die zijn gitaar liet klinken als een doedelzak. Stuart Adamson: muzikaal pionier, charismatisch performer en sociaal bewogen songschrijver. Dood gevonden in een hotelkamer in Hawaii, na twee weken te zijn vermist.
Big Country had in de jaren tachtig succes met hits als 'In a Big Country', 'Chance' en 'Look Away', maar later taande de populariteit van de band. Adamson raakte verslaafd aan alcohol en zijn – tweede – huwelijk leed schipbreuk. 'Sommige mensen zien liefde als iets groots, maar ik zie het als klein en kwetsbaar.' Met die woorden introduceerde hij zijn song 'Fragile Thing', april 2000 in Hardenberg. Hoe kwetsbaar bleek hij zelf: achttien maanden later was hij er niet meer.
De zondag na zijn dood maakte ik een wandeling door het bos. Ik kwam uit op een open vlakte. Uitzicht tot aan groene heuvels, kilometers verderop. Natte sneeuw viel uit de lucht. Ik dacht aan Stuart Adamson en hoopte dat hij nu rust had. Stuart Adamson, in a big country, dreams stay with you.



dinsdag 27 november 2012

Drie verschoten fotootjes

In het boek Heb vertrouwen (van Mitch Albom) vertelt rabbi Albert Lewis over een reis naar Israël, kort na de oorlog van 1967. Met een groep ging Lewis naar een gebied aan de noordelijke grens, waar hij tussen enkele verlaten huizen verzeild raakte. In de ruïnes van een vernield huis zag hij een Arabisch schoolschrift liggen. Hij nam het mee naar huis. In het schrift zaten drie kleine zwart-wit fotootjes. Ze waren vies en verschoten.
Jaren later laat hij het schrift met de fotootjes zien aan Albom. Een foto toont een wat oudere vrouw van Arabische afkomst, een andere een besnorde jongeman in pak met stropdas. Op de derde foto staan twee kinderen naast elkaar, waarschijnlijk broer en zus.
Wie het zijn? Dat weet de rabbi niet. 'Ik dacht dat ik misschien op een goede dag iemand zou ontmoeten die dat gezin kende, en dat die de foto’s zou kunnen teruggeven aan de overlevenden.'
Albom begrijpt het niet. 'Vanuit uw religieuze standpunt waren die mensen de vijand.'
'Vijand, ach wat!' reageert de rabbi boos. 'Dit was een gezin.'

dinsdag 30 oktober 2012

Een gift

DICHTER

Even was ik dichter
in een park in Londen
de wereld leek veel lichter

't was maar een paar seconden

ik zag er visioenen
van blauwen en van groenen
maar plotseling was het gras weer gras
en ik wist dat ik geen dichter was

(Toon Hermans, uit: Ontbijten met jou)

Bovenstaand gedicht heb ik altijd bijzonder gevonden. Waarom? Het taalgebruik is niet bijzonder; en toch weet Toon Hermans me te raken.
Eerst vertelt hij over een mogelijk spirituele ervaring. Even was hij dichter in een park in Londen. Even was hij boven zichzelf uitgetild. In een wereld die veel lichter leek, al was het maar kort ('een paar seconden').
In de volgende strofe probeert hij de ervaring te beschrijven. Het rijm doet echter wat geforceerd aan ('visioenen', 'groenen'). Ook lukt het Toon niet de mooie ervaring in woorden te vangen, zoals de beste dichters kunnen.
Maar vreemd genoeg krijgen de laatste twee regels hierdoor juist meer effect. Het gras was weer gras, 'en ik wist dat ik geen dichter was'.
Toon zet zichzelf op zijn plaats. Geen verhevenheid, wel bescheidenheid. Wellicht het besef dat de ervaring in dat park een pure genade was, niet iets wat voor het grijpen lag. Het was hem gegeven, een gift. Dit besef weet Toon, zonder zich dichter te wanen, toch op te roepen. En ja, ook dat is een gift. Aan de lezer.

vrijdag 26 oktober 2012

Gelukkig zijn. De monnik als model

Het is een handig boekje: klein formaat, harde kaft. Je kunt het zo overal mee naartoe  nemen. En dat komt mooi uit, want de inhoud is zeer de moeite waard. Ik heb het over Gelukkig zijn. De monnik als model van Hein Stufkens.
'In ieder van ons schuilt ergens een monnik', stelt de schrijver aan het begin van het boek. Aan die monnik hebben we dringend behoefte in onze jachtige, rusteloze maatschappij. Een maatschappij waar we niet terecht kunnen met het heimwee van onze ziel, 'dat diepe verlangen om thuis te komen in onszelf, onze relaties, de wereld.' Ook is onze moderne rationele westerse geest niet ingesteld op de paradoxen van ons bestaan. Vandaar dat Stufkens ingaat op deze paradoxen en hoe de monnik – ook de monnik in onszelf – hiermee omgaat.
Hij bespreekt de volgende paradoxen:

1. Alleen en samen. De monnik is enerzijds alleen, maar anderzijds totaal verbonden met de ander en met de 'bron van het Zijn.' (...) 'Hij is alleen en al-een. Daarmee wijst hij de hedendaagse mens een weg uit diens grootste neurose en angst, namelijk het gevoel fragment te zijn, een los ding in een uit andere losse fragmenten samengesteld onbekend en vreemd heelal', aldus Stufkens;

2. Vrijheid en gehoorzaamheid. Het gaat hier niet om blinde gehoorzaamheid of een bekrompen moralisme. Stufkens ziet echte gehoorzaamheid juist als bevrijding. 'Gehoorzaamheid begint bij gehoorzaamheid aan jezelf.' En dat betekent: 'Eerlijk erkennen hoe we ervoor staan in het leven en ons te durven begeven in diepgaande processen van bevrijdende omvorming.';

3. Onthechten en vieren. 'Enkel een onthecht mens kan van moment tot moment het leven in vreugde en dank aanvaarden en beleven.' Een monnik viert het leven ook. Daarbij gaat het echter niet om luxe en overdaad. 'Hij kan blij zijn met niks en dankbaar voor alles.' Ook laten we los wat ons tegenhoudt. Dat kan van alles zijn: materiële zaken, maar ook onze angsten, status, woede, wrok,enz.;

4. Levenskunst: de kunst van het sterven. Dit hoofdstuk begint met treffende citaten van François Mitterand en Sogyal Rinpoche over hoe de moderne mens de dood ontkent. Stufkens: 'Doordat we de dood niet meer aan durven te kijken zijn we ook niet meer in staat het leven smaak, zin en betekenis te geven.' Zijn advies is: 'Leef altijd in het besef dat ons leven zich afspeelt op die dunne scheidslijn tussen tijd en eeuwigheid.'


Oefeningen
Tot slot biedt dit boek een aantal oefeningen om gelukkiger te leven. Een groot pluspunt, want gaat het er immers niet om het geleerde in praktijk te brengen? Bij de eerste oefening stel je je voor dat je ergens in de natuur bent en nadenkt over de essentie van je bestaan. Vervolgens kom je een monnik tegen. Je deelt je diepste verlangen met deze persoon en wacht wat hij/zij je te zeggen heeft. Een oefening die verhelderend kan zijn, heb ik ervaren.
Andere oefeningen zijn gerelateerd aan een bepaalde paradox. Zo is er een dis-identificatie-oefening, een viering van verbondenheid en een Zonnelied-meditatie. Ook kun je oefenen in dankbaarheid door de vanzelfsprekendheid van dingen los te laten. Wees bijvoorbeeld dankbaar dat de auto het doet, dat er eten in de winkels ligt, dat je nog leeft en dat je familie en vrienden hebt.
En – in het licht van leven en dood – is er de oefening waarbij je af en toe wandelt op een kerkhof. Een vreemde plek voor een oefening? Niet als je de uitleg van de schrijver tot je laat doordringen: 'Het is een prachtige rustige plek om te mediteren over de dood, de vergankelijkheid en de nooit eindigende stroom van sterven en geboren worden.'
Zo eindigt Gelukkig zijn. De monnik als model. Het telt nog geen honderd bladzijden en toch nodigt het uit tot herlezing. Eigenlijk ben ik er nooit mee klaar.


Hein Stufkens, Gelukkig zijn. De monnik als model, uitgeverij Ankh-Hermes bv

vrijdag 7 september 2012

Uit de euforie, in de stilte

Het is nacht buiten Krakau. Enkele mannen gaan te voet naar het nabijgelegen Benedictijner klooster. Het zijn de Italiaanse bondscoach Cesare Prandelli en zijn assistenten. De avond ervoor, maandag 18 juni 2012, heeft Italië zich dankzij een 2-0 zege op Ierland geplaatst voor de kwartfinales van het EK voetbal.
Een succes verbonden met een belofte. Voor het toernooi bezocht de Italiaanse selectie namelijk het klooster, in de buurt van het trainingskamp. Een ervaring die indruk maakte op Prandelli, zelf een gelovig man. Hij vertelde de monniken: 'Als we de voorronde overleven, komen we te voet naar jullie toe.' De nachtelijke pelgrimage van het trainingskamp naar het klooster was het gevolg. Een tocht van twintig kilometer, die drieëneenhalf uur zal duren.
Opmerkelijk. Maar Prandelli is dan ook een opmerkelijk man. In de dagen voor het EK werd het Italiaanse clubvoetbal hevig geplaagd door een omkoopschandaal. 'Als men vindt dat we in het belang van het voetbal niet moeten meedoen, dan accepteer ik dat', verklaarde hij. Het besef van een groter belang woog zwaarder dan het streven naar roem. En dat zie je niet vaak in het hedendaagse topvoetbal.
Succes is niet alles, dat weet Prandelli maar al te goed. In 2004 tekende hij een contract als trainer bij het grote AS Roma: een prima carrièrestap. Maar kort daarna leverde hij zijn contract weer in. Hij wilde meer tijd hebben om zijn ernstig zieke vrouw bij te staan. Helaas overleed ze in 2007.
Ongetwijfeld denkt hij aan haar, terwijl hij in de nacht buiten Krakau loopt. Het feest na de 2-0 laat hij achter zich. Hij loopt door. Uit de euforie, in de stilte. De stilte van de nacht, de stilte van het klooster.