Woensdagavond, 20 december 1978. Geen gewone woensdagavond. Het Nederlands Elftal trad in Düsseldorf aan tegen West-Duitsland. Om acht uur zou de NOS dit beladen vriendschappelijke duel uitzenden op tv. Helaas, ik moest een groot deel van de wedstrijd missen: dezelfde avond was namelijk ook de kerstdienst van mijn lagere school, in de Oude Kerk op de markt.
Ik had dus weinig zin. Ik was toch immers die dag al naar school geweest? Nog een schoolverplichting vond ik wat teveel gevraagd. Maar gedeelde smart is halve smart: mijn broer Frans, die twee klassen hoger zat dan ik, namelijk in klas vier, moest ook mee. Ook hij zou in elk geval de eerste helft van het voetbaltreffen missen. De enigen thuis die wel zin in de dienst hadden, waren onze ouders.
Om de gemiste eerste helft wat te compenseren, speelden Frans en ik op Frans’ kamer alvast de interland. Met playmobilpoppetjes. Frans vond het geen probleem om West-Duitsland te zijn, terwijl ik het Nederlands Elftal onder mijn hoede nam. Frans reageerde sluw op mijn aanvalsdrift. Al gauw nam zijn Mannschaft met 1-0 de leiding (doelpunt Karl-Heinz Rummenigge). Ik reageerde door libero Ruud Krol te laten inschuiven. Prompt schoot Krol van kansrijke positie tegen de paal. ‘Wat een mazzel heb jij!’ riep ik tegen Frans. ‘Ach, van zo’n afstand scoor je normaal nooit’, antwoordde hij nuchter.
‘Kom jongens, we gaan’, riep ma vanuit de gang naar boven. Met tegenzin liepen we de trap af. Pa kwam net de woonkamer uit, keurig in colbert. ‘Trek gauw jullie schoenen aan, het is zeven uur geweest. Als we lopend gaan, dan moeten we nu weg.’
Tegen kwart over zeven kwamen we aan bij de Oude Kerk. De kerk was al bijna vol. Mijn vader zag op de twaalfde rij aan de rechterkant plek voor ons vieren. We gingen zitten. Ik keek om me heen, op zoek naar aanwezige klasgenootjes.
Na het inleidend orgelspel ving de dienst aan. Het was halfacht. Schoolhoofd meester Vermeer, een lange kalende man met zware bril en luide stem, leidde de dienst in. ‘We zijn hier samen om de geboorte van Jezus Christus te vieren’. Vervolgens werd Er is een kindeke geboren op aard’ gezongen. Hierna lazen enkele kinderen van de vijfde en zesde klas om de beurt uit de bijbel een passage van het kerstverhaal voor. Frans en ik waren blij dat wij niet in zo’n volle kerk hoefden voor te lezen. Na het voorlezen zong iedereen Stille nacht.
Terwijl de laatste klanken van dit fraaie lied wegebden, stond meester Westland op uit de voorste bank. Langzaam liep hij naar de kansel. Frans en ik keken elkaar verbaasd aan: meester Westland! We waren niet de enigen die verbaasd waren. Het was opeens zo goed als stil in de kerk. Maar niet de stilte die hoorde bij een stille nacht voor Kerst.
Meester Westland was de schrik van de school. Een kleine, corpulente man met donker, naar achteren gekamd haar. Een wit pak met franjes zou van hem een tweede Elvis maken. Een sluwe Elvis, dat wel. Maar nee, hij stond op de kansel in een donker pak, als meester Westland. Frans en ik hadden nog geen les van hem gehad (helaas zou dat later nog komen). Maar de verhalen die we over hem hoorden van oudere kinderen, logen er niet om. Hij schroomde niet om kinderen een tik te geven als ze teveel praatten in de klas. En als iemand niet netjes genoeg schreef, dan ging hij ook flink tekeer. En nu ging uitgerekend hij, meester Westland, de schrik van de school, iets over Kerst vertellen! Maar misschien dat het meeviel en dat we een andere, milde meester Westland gingen meemaken. Ondertussen was Oranje al een half uur aan de gang tegen West-Duitsland.
Iets te zelfverzekerd keek Westland de zaal in. Mogelijk voelde hij dat hij mensen had verrast door de kansel te betreden. Het voordeel der verrassing. Westland ving aan. Met een Kerstverhaal. Zijn Kerstverhaal. Het ging over een jongetje, Arnold geheten, dat op Kerstavond naar de kerk ging. Diezelfde dag had hij het weekloon van zijn krantenwijk ontvangen: vijftien gulden. Tijdens de dienst werd gecollecteerd. Toen de collectezak bij Arnold kwam, stopte hij er vijftig cent in. Westland trok een vies gezicht. ‘Vijftig cent maar!’ Arnold vond die vijftig cent in eerste instantie wel genoeg, ondanks zijn weekloon van vijftien gulden. ‘Maar Arnold begon zich ongemakkelijk te voelen’, aldus Westland, die een moeilijk gezicht trok. Hij was een meester in het beschrijven van schuldgevoel. Hoe vaak had hij zelf niet een kind een schuldgevoel bezorgd?
Westland ging verder met zijn verhaal. ‘Na de dienst liep Arnold met zijn ouders mee, de kerk uit. Net buiten de kerk werd de wroeging hem teveel. Hij liep terug, de kerk weer in. Hij zag de koster lopen en vroeg of hij nog wat in de collectezak mocht doen. Arnold haalde een tientje uit zijn portemonnee en deed het in de collectezak. Opgelucht liep hij naar buiten. De koster keek hem met een glimlach na.’
En zo eindigde meester Westland zijn Kerstverhaal. Arnold had zijn schuld afbetaald.
De dienst zat er bijna op en werd afgesloten met samenzang: Gloria in excelsis Deo en Ere zij God.
Toen we de kerk uit waren, liepen Frans en ik voor onze ouders uit. Hoe stond het met Oranje? Meester Westland was even vergeten, terwijl we stevig doorwandelden. Natte sneeuw viel uit de lucht.
Bij thuiskomst stond West-Duitsland met 2-0 voor. De tweede helft was een kwartier aan de gang: de wedstrijd was nog niet beslist! Onze hoop leek niet voor niets toen Tscheu la Ling 2-1 scoorde. Het kon nog! Maar de minuten verstreken, zonder gelijkmaker. Onze hoop taande. In de slotfase deed de 3-1 van Bonhof onze illusies teniet. ‘Kom jongens, nu naar bed’. Pa en ma speelden handig in op het beslissende Duitse doelpunt en eigenlijk vonden we dat niet eens erg.
In bed, met het licht uit en mijn hoofd rustend op het kussen, dacht ik aan Oranje en aan meester Westland. Niet alleen het Nederlands Elftal had die avond verloren. Ook meester Westland, al had die het zelf niet door.
Naschrift: de namen van meester Vermeer en meester Westland zijn gefingeerd.
dinsdag 22 december 2015
zaterdag 5 december 2015
Vrijheid: een bezit?
Mijn vorige blog dateert alweer van eind juli. Toch wil ik hiernaar verwijzen en - om precies te zijn - naar de cd van Jackson Browne, Standing on the Breach. Een van mijn favoriete songs daarop is 'Walls and Doors'. De song is geschreven door de Cubaanse artiest Carlos Varela. Jackson Browne vertaalde het lied naar het Engels.
In juli schreef ik dat Browne je aan het denken zet; voor 'Walls and Doors' geldt dat zonder meer. Vooral dat ene zinnetje liet me niet los: There can be freedom only when nobody owns it.
Ik dacht er pas weer aan toen ik in Trouw een interview met de Israëlische historicus Zeev Sternhell las. Sternhell oogst onder landgenoten vaak kritiek omdat hij zich uitspreekt tegen het rechtse nationalisme in Israël. 'Als nationalisme betekent anderen hun vrijheid ontzeggen en dat onze rechten superieur zijn, dan ben ik een overtuigd anti-nationalist.'
Elders in het interview vertelt Sternhell: 'Een beschaafde gemeenschap rust op universele waarden als vrijheid, waardigheid, rechtvaardigheid en gelijkheid. (...) Als wij vinden dat vrijheid, waardigheid en soevereiniteit goed voor ons zijn, zijn ze ook goed voor de Palestijnen.'
Vrijheid zou universeel moeten zijn, niet gebonden aan bepaalde groepen, volkeren en naties. Helaas is de wereld (nog) niet zover. De woorden uit ' Walls and Doors' blijven urgent: There can be freedom only when nobody owns it. Er is pas vrijheid als niemand het bezit.
In juli schreef ik dat Browne je aan het denken zet; voor 'Walls and Doors' geldt dat zonder meer. Vooral dat ene zinnetje liet me niet los: There can be freedom only when nobody owns it.
Ik dacht er pas weer aan toen ik in Trouw een interview met de Israëlische historicus Zeev Sternhell las. Sternhell oogst onder landgenoten vaak kritiek omdat hij zich uitspreekt tegen het rechtse nationalisme in Israël. 'Als nationalisme betekent anderen hun vrijheid ontzeggen en dat onze rechten superieur zijn, dan ben ik een overtuigd anti-nationalist.'
Elders in het interview vertelt Sternhell: 'Een beschaafde gemeenschap rust op universele waarden als vrijheid, waardigheid, rechtvaardigheid en gelijkheid. (...) Als wij vinden dat vrijheid, waardigheid en soevereiniteit goed voor ons zijn, zijn ze ook goed voor de Palestijnen.'
Vrijheid zou universeel moeten zijn, niet gebonden aan bepaalde groepen, volkeren en naties. Helaas is de wereld (nog) niet zover. De woorden uit ' Walls and Doors' blijven urgent: There can be freedom only when nobody owns it. Er is pas vrijheid als niemand het bezit.
Abonneren op:
Posts (Atom)